zondag 18 november 2018

Van pamflet tot tweet; polarisatie is van alle tijden


Als zonnepanelen die nooit in de schaduw staan, laadt men zich voortdurend op voor verschillende discussies aan de diverse talkshowtafels. Er wordt polarisatie gezaaid, om vervolgens opinie te oogsten. Elke avond moet er weer een programma worden gevuld, en de discussies zijn wel zo overzichtelijk wanneer er een duidelijke tegenstelling aan tafel plaatsvindt. Maar is dit een fenomeen van de laatste jaren? Neen, polarisatie is de rotte vrucht die de mensheid zo nu en dan in de mand met smetteloze appels werpt.

Nu wordt het nepnieuws op Twitter en Facebook verspreid. Het kwaliteitsnieuws wordt alleen door de elite geraadpleegd, en de lageropgeleiden doen het met de wanstatige woordenvodjes die op het internet circuleren. Dit is echt iets van alle tijden. Vroeger had men weliswaar geen Twitter of Facebook, maar er werd genoeg nepnieuws verspreid. Pamfletten met fakenews werden uitgedeeld in de vele trekschuiten die ons waterrijke land kent. Deze pamfletten hadden een enorme invloed op de publieke opinie, en vormden zo een perfect instrument voor polarisatie.

Toen de gebroeders De Witt uit de Gevangenpoort werden gesleept en verderop werden vermoord, waren zij misschien wel de eerste Nederlandse slachtoffers van nepnieuws. Het zouden verraders zijn, regenten die er niet waren voor de echte Nederlanders. Daar is een polariserende tweet over Rutte niks bij.

Dan de polarisatie op gebied van geloof. Vandaag de dag is een gedeelte van de bevolking van mening dat de islam een groot gevaar is. Een schande, dat men dat vindt. Het past niet bij Nederland, is een andere vaak gehoorde zin. Totale onzin. Nederland is geboren uit religieuze polarisatie. De Tachtigjarige Oorlog begon bij de strijd tegen de katholieke overheersing en lang na die oorlog werden katholieken als een gevaar gezien. Pas in de 19e eeuw kwamen de katholieke bisdommen terug in Nederland en in 1938 zei de SGP-oprichter Kersten nog het volgende over de katholieken: ‘Rome is onze grootste vijand. Meer dan voor socialist en NSB’er heeft ons protestantse volk voor Rome te vrezen’.

Afijn, zal u wel denken, dat was het begin van de 20e eeuw. Maar er zijn nog zoveel voorbeelden. De bestorming van de communistische krantenredactie in 1956, de krakersrellen in Amsterdam in de jaren ’70, de inhuldiging van Beatrix waar relschoppers en koningshuisfetisjisten tegenover elkaar stonden en de felle kernwapendiscussie in de jaren ’80.

Inderdaad. Er lijkt veel meer polarisatie aanwezig wanneer we dit vergelijken met de jaren ’90. Maar dat was een vrij stille periode ten midden van roerige tijden. De uitingen van polarisatie zijn echter wel zichtbaarder geworden. Het opinieaanbod op tv en internet is veel groter en op social media heeft iedereen een platform om zijn of haar ongenoegen te spuien. Kortom: polarisatie is terug van nooit weggeweest. 


De verantwoordelijkheid voor de arbeider, is grenzeloos


Een hal vol oorverdovende herrie van machines, die de geluiden van de arbeiders overstemd. Productie draaien, daar draait het om in het Europa van de 19e eeuw. De rechten van de arbeider waren ondergeschikt aan de noodzaak om het volume van de productie te optimaliseren. Er waren immers ook genoeg arbeiders om aan de vraag van de fabriekseigenaren te voldoen. Dit alles heeft eraan bijgedragen dat er bewegingen opkwamen om de positie van de arbeiders te verbeteren. Deze bewegingen werden voornamelijk gevormd binnen de arbeidersklasse, maar ook binnen de elite van die tijd. In dit essay probeer ik uiteen te zetten wat het belang is van de aanwezigheid van zowel een arbeidersklasse als een elite in een samenleving.

De elite en de arbeider
In de 19e en 20e eeuw was de positie van de arbeider verre van optimaal. De beroepsgroep bestond eigenlijk pas recent in die hoedanigheid en de kloof tussen arm en rijk is zeer groot te noemen. Nederland is echter van oorsprong ook een egalitaire samenleving, zodoende was er ook een gedeelte van de elite die zich het lot van de arbeider zeer aantrok. In de 20e eeuw waren het de fabriekseigenaren die iets terug wilde doen voor de arbeiders. Zo ontstonden er – voornamelijk in het industriële oosten van ons land – arbeiderswoningen te midden van een groene omgeving. Er werden parken opgezet voor arbeiders, zodat ze hun vrije tijd in het groen zouden kunnen doorbrengen. Ter vermaak konden de arbeiders zich s ’avonds verpozen in het theater. De elite deed iets aan de positie van de arbeider, omdat de elite met de arbeider in contact stond. De groepen leefden naast elkaar, maar binnen dezelfde samenleving.

Wanneer men de parlementaire geschiedenis in oogschouw neemt, zal opvallen dat het vooral de liberalen waren die in eerste instantie zorgden voor sociale wetgeving ten bate van de arbeider. De achturige werkdag, de afschaffing van de kinderarbeid etc. Het zijn allemaal wetten die het parlement hebben gepasseerd onder de liberale of confessionele vlag. Natuurlijk voelde men de hete adem in de nek van de arbeidersklasse, maar dit zorgde er wel voor dat de elite zich genoodzaakt voelde om verantwoordelijkheid te nemen voor de arbeidersklasse waar men de vruchten van plukte.

Heden ten dage
In de globaliserende wereld van vandaag de dag, spreken we van een andere realiteit. Veel van de producten die we afnemen, zijn niet in Nederland gemaakt. De arbeidersklasse is door de globalisering in feite verhuist naar een ander gedeelte van de wereld. Daarom staan we niet meer in contact met de omgeving waarin de producten – die we dagelijks gebruiken – worden vervaardigd. De elite wordt niet geconfronteerd met de arbeider waar ze producten van afnemen, en zodoende voelen ze zich niet genoodzaakt om er iets aan te doen. Een parlementariër in Nederland voelt niet de hete adem van de arbeidersklasse in China in zijn nek en dient zodoende ook geen voorstel in dat de positie van die arbeider wel degelijk kan verbeteren.

In de toekomst
We plukken allemaal de vruchten van de arbeid en zodoende hebben we als afnemer een morele verantwoordelijkheid. We worden niet meer automatisch met de arbeider geconfronteerd, dus moeten we ons er maar mee confronteren. Elk product dat op een aantoonbaar mensonterende manier wordt gefabriceerd, moet een extra belastingtarief betalen van 5%. Het is slechts een suggestie, in een poging om grip te krijgen, op een ongrijpbaar probleem.

zondag 1 oktober 2017

Scheur de zwarte pagina's niet uit onze geschiedenisboeken

Nederland en haar geschiedenis. De Nederlandse geschiedenis kan veel mensen koud laten, maar ook een hoop emoties oproepen. Het gaat vaak om trots, schaamte, woede en melancholie. Politici, activisten en boze burgers; ze gebruiken de Nederlandse geschiedenis ieder op een opportunistische wijze. Door verbanden te trekken die eigenlijk niet bestaan, vergelding te verkrijgen terwijl daders en slachtoffers niet meer aan te spreken zijn op hun daden, of terug te verlangen naar een tijd waarin alles beter was: met een achteruitkijkspiegel naar de toekomst kijken, op die manieren claimen verschillende groepen de geschiedenis en zetten ze die naar hun hand. Ik onderscheid twee hoofdstromen.
1) De trotse Nederlander. Deze Nederlander is ongenuanceerd trots op het verleden van Nederland en beroept zich op een morele superioriteit die – volgens hem/haar – al eeuwen aanwezig is in het land.
2) De schuldige Nederlander. Deze groep bestaat vooral uit Nederlanders die een schuldgevoel proberen op te roepen dat niet in elk geval relevant is en de geschiedenis vooral wil uitwissen in plaats van uitleggen.

Ik hoop dat ik de twee groepen duidelijk genoeg beschrijf en de hypocrisie van beide groepen goed genoeg toon. 

De trotse Nederlander

De tolerantie tierde welig in de Republiek. Die boodschap wordt vaak uitgesproken met een ondertoon van morele superioriteit. Alsof het vooruitgangsgeloof in de Nederlanden dermate groot was dat men toen al inzag dat het maar beter was als iedereen zo egalitair mogelijk behandelt werd. En natuurlijk schuilt in deze mythologische misvatting een kern van waarheid; Nederland is al heel lang een (relatief) egalitair land geweest. Maar die tolerantie is niet persé in de schoot van de Nederlandse ruimdenkendheid geboren, het was gewoon handelspragmatisme. Wanneer je tolerant bent en alle volkeren en geloven min of meer tolereert, dan kan dat een groot economisch voordeel opleveren voor een handelscentrum als Amsterdam.
Met de grote rol die de migratieproblematiek in het debat inneemt, schiepen veel politieke partijen een beeld van Nederland zoals dat in hun ogen langzamerhand in de geschiedenis is ontstaan en wat dus gekoesterd dient te worden. Pim Fortuyn, Wilders, Buma en Baudet, allemaal beroepen ze zich op die joods-christelijke cultuur die Nederland de vooruitgang en de verworvenheden heeft gebracht zoals we die nu kennen. Die verworvenheden zijn vaak eerder ondanks, dan dankzij het joden- en christendom tot stand gekomen. De emancipatie van vrouwen kwam bijvoorbeeld tegelijkertijd op gang met het leeglopen van de kerk, het CDA stemde nog met gemak tegen het homohuwelijk. De grootste emancipatorische veranderingen waardoor we nu zo botsen met bijvoorbeeld een conservatieve stroming van de islam,  resteren uit het recente verleden. In de jaren ’50 van de vorige eeuw leefden we nog in een patriarchale cultuur. Ik zal ook niet ontkennen dat Nederland tolerant was in de tijd van de Republiek (met welke achterliggende reden dan ook) en dat we in een joods-christelijke natie vooropliepen in de wetenschap. Maar de joods-christelijke cultuur wordt vaak als ‘bedreigd’ gekenmerkt wanneer verworvenheden (zoals vrouwen- en homo-emancipatie) in gevaar komen die helemaal niet door die cultuur zijn bevochten. Dit is dus een voorbeeld van vals geschiedenisgebruik.

De schuldige Nederlander 

Bij elke verschrikkelijke gebeurtenis die onze geschiedenis heeft gekend, zoekt men naar een dader. Slachtoffers of nabestaanden daarvan hebben een richting nodig waarnaar ze hun vinger kunnen wijzen. Het aanwijzen van een dader is voor het slachtoffer vaak belangrijk als onderdeel van het verwerkingsproces. Hier kleven echter ook nadelen aan: de daders zijn vaak niet meer in leven, de slachtoffers zijn soms enkel nabestaanden en er worden ook weleens daders aangewezen die niets meer met de daad te maken hebben.
In Nederland was het in de jaren ’50 bijvoorbeeld vrij normaal dat ouders hun kinderen verboden om te spelen met kinderen van NSB-ouders of ze moedigde het zelfs aan om die kinderen te pesten. Wanneer men zei dat die dreumesjes toch niets aan de keuzes van hun ouders konden doen, werd daar tegenin gebracht dat die dreumesjes een product zijn van het Nationaalsocialisme en alleen al om die reden geschikt pestmateriaal. De eeuwige vechtpartijtjes tussen de katholieke en protestante jongensscholen – die regelmatig voorkwamen in die jaren – gingen namelijk ook weleens vervelen.
Hier wordt de geschiedenis gebruikt om pure vechtlust te botvieren en pesterijtjes te rechtvaardigen. De schuld wordt gemakshalve op de kwetsbare NSB-kinderen afgeschoven en zo kan er alsnog een vergelding komen voor de oorlogsdaden. Terwijl je zou kunnen stellen dat de zoon van een verzetsstrijder even schuldig is aan de Tweede Wereldoorlog als een zoon van een NSB-er.
Een dergelijk gevoel van vergelding is ook nu weer aanwezig in Nederland. En dan wel over het slavernijverleden. Daders zijn niet meer aanwezig en direct kapitaal is versplinterd en niet heel eenvoudig te traceren, dus de vergelding kan niet op een persoon gericht worden. Men richt zich daarom op het resterende erfgoed dat van de slavenhandel aanwezig is. Er is echter een probleem: de slavenhandel heeft de Republiek niet zoveel opgeleverd waardoor een directe erfenis van de slavenhandel niet aanwijsbaar is. Daarom heeft men de discussie breder getrokken; we zoeken niet langer naar restanten van de slavenhandel, maar de handel en het kolonialisme van de Nederlandse Republiek. En op het eerste oog is alles slecht en zijn alle restanten uit de Gouden Eeuw verdient met een ondragelijk leed. Zo zijn de grachtenpanden in Amsterdam voor het overgrote deel gefinancierd met de Oostzeehandel maar ze worden door activisten bestempeld als door uitbuiting verkregen, koloniale paleizen.
Natuurlijk hebben zich in de koloniën van Nederland natuurlijk genoeg gebeurtenissen voorgedaan die – ook in de tijdsgeest – niet door de beugel kunnen. Maar vaak wordt de hele Nederlandse geschiedenis op één hoop gegooid. Michiel de Ruyter, beminde Nederlander op een schip, die zal dus wel fout geweest zijn! Dat moet de gedachtegang van veel activisten zijn geweest terwijl ze tegen de film protesteerden. Alsof De Ruyter het ruim had volgestouwd met slaven toen hij zijn oorlogsschip richting Chatham voer. Het debat wordt niet genuanceerd gevoerd. Zelfs aan het koloniale verleden zelf is niet álles fout geweest. Suriname heeft tot op de dag van vandaag profijt van het door Nederland geïntroduceerde rechtssysteem en de basis van de infrastructuur. Natuurlijk weegt geen nieuwewets gemak op tegen het verleden van slavenhandel, maar zelfs het benoemen van enkele voordelen van het koloniale verleden, kan gevaarlijk zijn. De Amerikaanse wetenschapper Bruce Gilley kwam met een onderzoek waarin hij publiceerde dat Kolonialisme ook zijn goede kanten had. Een storm van kritiek stak op; collegae wilden niet langer in het zelfde blad publiceren en de verontwaardiging was groot. Terwijl het mij, mits goed onderbouwd, het geen kwade zaak lijkt als een wetenschapper tot een conclusie komt die nog niet eerder is gedaan.
Bij het ontbreken van een – nu nog aanwezige – dader, schiet men met een hagelkanon op beminde vaderlandse helden die waarschijnlijk ook wel fout geweest zouden zijn. En van diegenen waarvan bekend is dat ze fout geweest zijn (Jan Pieterszoon Coen bijvoorbeeld) moeten de naambordjes en de standbeelden verwijdert worden. Ik ben persoonlijk geen fan van die oplossingsmethode. Het is geen effectieve vergelding wanneer je de zwarte pagina’s uit de geschiedenisboeken scheurt. Je moet juist het licht op die pagina’s schijnen, je moet de standbeelden laten staan en ze voorzien van een passende historische context. Het standbeeld van Jan Pieterszoon Coen in zijn geboortestad Hoorn zegt zoveel over de 19e eeuw. Dat het een tijd was waarin Nederlanders ongenuanceerd veel van het vaderland hielden. Zo veel, dat we zelfs de moordenaar van de Banda-eilanden vereren met een standbeeld. Deze tekst zou prima passen onder het beeld. Wat mij betreft projecteren ze ’s avonds een schildering van de inwoners die uitgemoord aan de voeten van het standbeeld liggen, waarbij het verhaal met een animatie wordt afgespeeld. We moeten de restanten van het donkere verleden van Nederland niet wegmoffelen en doen alsof het nooit is gebeurd, we moeten het gebruiken als het decor van een verhaal dat gehoord mag worden. Michiel de Ruyter was een zeeheld, maar de geschiedenis van een moordende schurk mag ook verteld worden.

Kortom

De kijk op geschiedenis verandert steeds. We pakken onze huidige maatstaven erbij wanneer we naar het verleden kijken, maar we vergeten weleens dat voor een andere tijd, andere regels gelden. Ik hoop dat deze bescheiden poging tot een begrijpelijk – en niet al te polariserend – essay, het belang van de zuivere geschiedschrijving onderstreept. Opdat de geschiedenis niet al te vaak meer misbruikt zal worden.